Nederlandse gebarentaal
De minor bestaat uit twee hoofdonderdelen:
- Gebarentaal
In deze minor leer je communiceren in de Nederlandse gebarentaal zodat je bijvoorbeeld op een basisniveau kunt communiceren met dove personen. Je leert onder andere te praten over jezelf en anderen, het beschrijven van situaties en korte gesprekken te voeren.
- Dovenstudies
Je leert over de dovengemeenschap en de dovencultuur waarbij bijvoorbeeld historische, culturele en biologische aspecten aan bod komen.
Leerdoelen
Aan het einde van minor kun je in gebarentaal eenvoudige zinnen vormen en begrijpen over bekende onderwerpen zoals je persoonsgegevens, familie, opleiding, werk, vrijetijdsbesteding en woonsituatie. Je kunt simpele behoeften uitdrukken in gebarentaal en je leert om vragen te stellen.
Daarnaast leer je over verschillende onderwerpen die een relatie hebben tot dovencultuur: het medische aspect, het sociale aspect, het culturele aspect en het interpersoonlijke aspect. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere: doofblindheid, de werking van het oor en cochleair implantaat, (schrijf)tolken, identiteit en de (internationale) geschiedenis van de dovengemeenschap.
Ingangseisen
Doelgroep: alle opleidingen
Rooster
Werkvormen: colleges, werkcolleges
Onderwijscontacttijden: vaste tijden overdag
Totaal aantal contacturen: ongeveer 50
Toetsing
Nederlandse gebarentaal: schriftelijke toets woordenschat, 5 EC, weging 1, minimumcijfer 6
Nederlandse gebarentaal: praktijktoets gebarentaalvaardigheid: 5 EC, weging 1, minimumcijfer 6
Dovenstudies: schriftelijke toets, 5 EC, weging 1, minimumcijfer 6
Aanvullende informatie
De voertaal is Nederlandse gebarentaal.